Van beek naar rivier
Beken monden meestal uit in rivieren en omdat in een vorige blog het beekdal van Le Liort werd belicht, ontkomen we niet aan een portret van een rivier in Frankrijk met tevens eens een kijkje onder water. Rivier La Cèze (Seze) is van bron tot monding ca. 128 km lang en stroomt naar het oosten door de departementen Lozère en Gard in de regio Languedoc-Roussillon in Zuid-Frankrijk.
De bron van de rivier ligt in de Cevennen in het departement Lozère op een hoogte van 798 meter. De rivier mondt uit in vlak laagland in de Rhône tussen Codolet en Laudun-l’Ardoise. In de Cevennen en de Gard loopt de middenloop van de rivier door een woest landschap van kalkstenen formaties met diep geërodeerde ravijnen, tevens een warm heuvellandschap begroeid met doornige Garrigue-vegetatie en wijngaarden.
Kenschets
De rivier is behalve door het rotsachtige terrein amper aan banden gelegd en heeft een vrijwel natuurlijke stroombedding. Op de oevers groeit de vegetatie op veel plaatsen met weinig bemoeienis van de mens; ooibossen en vrijwel ondoordringbare Maquis en opener Garrigue. In de zomer is de Cèze vrij ondiep – variërend van 30 cm tot ca. 3 meter. Geomorphologisch is de rivier te typeren als een schakering van zand-, grind- en kiezelbanken, met rustige of diepere stroomdelen en waterversnellingen. Plaatselijk zorgen solide rotspartijen voor cascades met watervallen. Diepte en stroomsnelheid bepalen ook de watertemperatuur: de rustige ondiepe delen zijn van grote betekenis als warme kraamkamers voor vissen. De oevers – vooral in de Gare en Cevennen – zijn steil en complex.
Erwin van Maanen van EcoNatura en Fokko Bilijam (ecoloog) bezochten begin augustus de Vallée de la Cèze bij de plaats Goudargues, ten noorden van Avignon en deden er een natuurverkenning vanuit natuurcamping Camping Les Libellules.
Dierenleven
De rivier heeft helder water, vooral in de strangetjes die van de hoofdstroom zijn afgescheiden door zand en kiezelbanken. Hier ligt veel aan structuren zoals boomstammen, rotsen en ‘wouden’ van fonteinkruiden en andere onderwaterplanten; een weelderig onderwaterbanket. Dit vormt een eldorado voor een scala aan vissen, met de volgende waargenomen soorten: sneep, kopvoorn, ruisvoorn, bittervoorn, elrits, riviergrondel, barbeel en bermpje. Snoek en aal moeten ook voorkomen maar werden niet gezien. In steenhopen bij stroomversnellingen troffen we regelmatig bermpje, rivierdonderpad en zoetwaterkreeft (Austropotamobius pallipes) aan.
Op twee plekken in de rivier, aan weerszijden van de camping, vonden we een Europese meerval (Silurus glanis): een exemplaar van 1,5-2 meter en een exemplaar van 1-1,5 meter. Deze lagen stil op de bodem en stoorden zich amper aan de vele zwemmers en kanovaarders. De meerval komt oorspronkelijk niet in Zuid-Europa voor, maar neemt tegenwoordig toe en deze roofvissen kunnen er enorm groot worden; tot wel drie meter lang en 150 kg zwaar.
Het gebied is verder rijk aan vlinders, libellen, bijen en wespen, maar we hebben hier maar zijdelings aandacht aan besteed. De rivier is bijvoorbeeld van belang voor de in Nederland uitgestorven bronslibel (Oxygastra curtisii). Ook schijnt de fraaie maar zeldzame Apollovlinder (Parnassius apollo) in de regio voor te komen. Van de herpetofauna vonden we bij de camping vroedmeesterpad, muurhagedis, smaragdhagedis, dobbelsteenslang, ringslang, adderringslang en de esculaapslang. Een vreemde verschijning onder water was een dobbelsteenslang (Natrix tessellata) van ca. één meter lang, die rustig opgerold lag tussen de waterplanten.
Bijzondere vogels die bij de rivier en in de omgeving werden waargenomen zijn: kwak, blauwe reiger, wespendief, rotspatrijs, ijsvogel, bijeneter, groene specht, oehoe, bosuil, nachtegaal, Orpheusspotvogel, grauwe vliegenvanger en raaf.
Op de rots aan de rivier bij de camping broedde een oehoe, die bijna elke avond rond negen uur begon te roepen tot middernacht en vervolgens weer vroeg in de ochtend. Op een ochtend werden een oudervogel en een juveniel gehoord en gezien.
Vreemd genoeg zagen we geen enkele zwarte wouw (wel een ruiveer gevonden), rode wouw of slangenarend in het gebied, die er volgens de campingbaas Erwin wel voor moeten komen. De regio Languedoc-Roussillon is tevens een bolwerk voor de havikarend en aasgier in Zuid-Frankrijk. De vale gier en monniksgier zijn er recentelijk geherintroduceerd.
Het doel was vooral om de genetkat te vinden, aangezien de oevers en het directe achterland van de Cèze met dicht bos en struikgewas geschikt habitat voor deze proto-kat is. We slaagden er in om deze soort prachtig vast te leggen met een cameraval (→ zie vorig artikel). Naast de genetkat werden dassen, vossen en steenmarters met cameravallen vastgelegd.
Van de andere zoogdieren vonden we wild zwijn, ree, eekhoorn, relmuis (of zevenslaper), konijn, aardmuis, bever, beverrat, gewone bosmuis en watervleermuis. De rivier vormt zonder het drukke tourisme zeer waarschijnlijk geschikt habitat voor de otter.
Beschermd natuurgebied en tourisme
Zuid-Frankrijk wordt druk bezocht door toeristen en ook de Cèze ontkomt niet aan een zekere milieudruk door tourisme en recreatie in de vorm van kamperen, kanovaren en zwemmen.
Aan de op plekken uitbundige algengroei in het water te zien is er – mogelijk in verband met recreatief gebruik en afspoeling van agrarisch achterland – sprake van vermesting. Gelukkig is recreatie maar op een paar plaatsen intensief en lijken sommige dieren zich niet te storen aan de vele kanovaarders, of zijn er aan gewend geraakt.
De Cèze is grotendeels als Natura 2000-gebied beschermd onder de Europese Habitatrichtlijn.
Boven: Klimmende vos verliest evenwicht in het dichte hellingbos langs de Seze (door Fokko Bilijam).
Boven: Volwassen sneep tegen de stroom (door Fokko Bilijam). De sneep is eveneens een vissoort van schoon stromend water met grind- en kiezelbodems.