Uncategorized

Natuurbeheer en –ontwikkeling komt vaak neer op het leggen van de juiste ecologische randvoorwaarden en dan ‘draaien aan de juiste knoppen’. Ecosysteemgericht natuurbeheer gaat uit van alle voorwaarden met betrekking tot ligging, (grond)water, bodem, terreinreliëf, ruimtelijke relaties en potenties (bijvoorbeeld op basis van oorspronkelijke vegetaties). Door rekening te houden met dwarsverbanden en benutten van milieudetails, kan optimaal rendement voor biodiversiteit en landschappelijke waarde worden behaald.

EcoNatura – Ecologisch onderzoek & Advies werkt op basis van dit principe.

Op de wetlandvlakte van Sugar Loaf Key, Florida (US) staat een toren die in 1929 is gebouwd als behuizing voor vleermuizen door Richter Clyde Perky. Perky was de eigenaar van een lodge voor visrecreaten. Maar er was veel muggenoverlast met gevaar voor malaria, waardoor veel logees wegbleven. Perky kwam op het idee om een vleermuistoren bij zijn hotel te bouwen, geïnspireerd op het model van de religieuze Dr. Charles A.R. Campbell uit Texas, een pionieer op het terrein van vleermuisonderzoek en biologische bestrijding van malariamuggen (Campbell, 1925). Het achterliggende idee was dat de vleermuizen de muskieten zouden kunnen indammen, omdat een vleermuis wel tot 1000 muggen per uur kan verorberen. De gemeente San Antonio in Texas had er destijds wel oren na, en liet een toren oprichten, met succes.

Perky liet een vracht vleermuizen uit Texas en Cuba komen en liet ze los in de toren. Deze vlogen echter meteen allemaal weg en kwamen nooit meer terug. Waarschijnlijk had hij niet de juiste soort(en) of leende de omgeving zich niet voor een vleermuisverblijf, zo in een open en warm landschap. Want de torens van Campbell bleken elders wel te werken, waar vleermuizen zich spontaan of op eigen gelegenheid vestigde. Een nog bestaande toren in Texas is gerenoveerd en huist een vleermuiskolonie.

Van Campbell’s model toren zijn uiteindelijk 14 stuks in Amerika gerealiseerd, waarvan er nu nog drie bewaard zijn gebleven, waaronder Perky’s toren, die sinds 1982 een historisch monument is. Campbell schreef trouwens een curieuze verhandeling over vleermuizen, muskieten en dollars.

Tegenwoordig wordt de vleermuistoren weer toegepast. In Duitsland wordt bijvoorbeeld volop geëxperimenteerd met het principe. In Nederland loopt men achter. Dit wordt onderwerp van een volgend artikel.

Literatuur

Campbell, A.R. 1925. Bats, Mosquitoes and Dollars. University Press of the Pacific, Honolulu, Hawaii.

Het 10e Wilderness Congress (WILD10) wordt in Spanje gehouden op 4-10 oktober, 2013. Het behandelt de relatie tussen wildernis en maatschappij. Meer informatie.

Erwin van Maanen gaat een lezing geven op het Batumi Bird Festival (19-23 september 2012) over de internationaal belangrijke roofvogeltrekroute langs de oostelijke Zwartezeekust in Georgië, waar hij in 1999 onderzoek voor in gang zette in samenwerking met de Georgian Centre for the Conservation of Wildlife (GCCW).

Helaas worden er bij de havenstad Batumi veel roofvogels geschoten en worden sperwers en valken gevangen voor de valkerij (→ artikel over vogeltrek en vogeljacht in Georgië). Erwin deed er onderzoek naar roofvogels in Georgië en werkte aan een aantal beschermingsinitiatieven om de jacht op trekvogels in te dammen, waaronder de productie van een educatief determinatieboek over roofvogels in het Georgisch.

Meer info

→ Nog meer info

De IENE 2012 International Conference on Ecology and Transportation wordt gehouden op 21-24 October 2012 in Potsdam-Berlin, Germany. Meer info.

Een nestkastje voor de specht 

In de huidige praktijk van natuurbescherming blijkt vaak dat in het kader van ecologische beoordelingen en het behoud van natuurwaarden conform milieuwetgeving de begrippen mitigatie (mitigeren) en compensatie (compenseren) door elkaar worden gehaald of niet in zuivere zin des woord worden gehanteerd, om nog maar niet te spreken over de effectieve toepassing van deze begrippen in Nederland.

EcoNatura ondervond dit in een aantal opdrachten als contra-deskundige. Het gaat zelfs zo ver dat juristen en handhavers ermee kampen en verkeerde beslissingen maken. Ook in de internationale literatuur blijken de begrippen nogal door elkaar gehaald te worden of synoniem te worden gebruikt. Maar er is ook pleidooi voor helder gebruik van deze terminologie ten aanzien van ecological mitigation of – in het uiterste geval –  ecological compensation.

Definities

Tijd voor duidelijke definities voor het gebruik van deze belangrijke begrippen binnen het kader van ecologische beoordelingen en jurisprudentie voor natuurwet- en regelgeving, waarvoor hier een handreiking wordt gegeven.

Volgens het Van Dale Woordenboek der Nederlandse Taal is de definitie van beide begrippen als volgt:

Mitigatie – Verzachten, leniging (ook wel matigen, verlichten, reduceren, minimaliseren).

Compensatie – Het goedmaken, het aanvullen of vervangen van iets dat tekortschiet of uitgevallen is (synoniem met vereffening).

Deze Nederlandse definities komen overeen met die uit de Oxford English Dictionary.

De definities van beide begrippen in ecologische zin kunnen dan als volgt worden gedefinieerd:

Ecologische mitigatie – Het verzachten van tijdelijk (niet significante) negatieve effecten van een milieu-ingreep of verstoring. Het betekent echter ook het deels opheffen van een negatief ecologisch effect door een bepaalde milieu-ingreep of verstoring, zodat de inbreuk uiteindelijk beperkt blijft. In beide gevallen wordt er alles aan gedaan om een natuurwaarde op de betreffende leefplek te waarborgen of een onderdeel van het habitat (duurzaam) functioneel te behouden.  Mitigatie is de tweede stap in de beoordelingsreeks vermijding – mitigatie  – compensatie, die min of meer als internationaal aanvaarde standaard in Environmental Impact Assessment (EIA) en als onderdeel van het milieubeleid van sommige landen wordt gehanteerd. Ook in de beoordelingsprocedure voor Natura 2000-gebieden wordt onderscheid gemaakt tussen tijdelijke verslechtering en/of verstoring en significant negatieve effecten die kunnen leiden tot langdurig of permanent verlies van Instandhoudingsdoelen. Hierin komt in veel gevallen respectievelijk mitigatie en compensatie aan de orde.

Ecologische compensatie – Het goedmaken van aantoonbaar of goed ingeschat verlies van bepaalde natuurwaarden (soorten, lokale populaties/gemeenschappen van planten of dieren of ecosystemen/habitats) en de ecologische eisen waarvan deze afhankelijk zijn voor hun overleving en duurzame voortplanting, als gevolg van een milieu-ingreep met significante of permanente gevolgen voor de plaatselijke ecologie. Ecologische compensatie dient per saldo er voor te zorgen dat de betreffende natuurwaarde lokaal tot regionaal (ook dit behoeft opheldering) kan blijven voortbestaan én voortplanten. Hierbij gaat het om  duurzaam behoud van lokale populaties van planten en dieren als onderdeel van de landelijke populatie. In de praktijk wordt hier amper rekening mee gehouden en gaat het (soms fictief) om individuele dieren, niet om de ecologische randvoorwaarden voor lokale populaties die effectief moeten zien te overleven en voortplanten.

Voorbeelden

Een voorbeeld van ecologisch mitigeren (of minimaliseren) van negatieve effecten voor behoud van een leefplek van een natuurwaarde is een kerkzolder met een vleermuisverblijf (bijvoorbeeld gewone grootoorvleermuizen) waar renovatie- of onderhoudswerkzaamheden moeten plaatsvinden (o.a. schilderwerk, houtverduurzaming of houtwormbestrijding). Hier kan verstoring of andere negatieve effecten (zoals giftige dampen) worden voorkomen met bijvoorbeeld afscherming.

Het verplaatsen van een steenuilnestkast naar een andere plek op een erf of in de directe omgeving door het kappen van een fruitboom of het afbreken/transformeren van een schuur is een ander voorbeeld van mitigatie. Er verandert voor de steenuil weinig in het habitat mits de nest- en roestplaatsen worden geborgd.

Een ander voorbeeld van ecologische mitigatie voor het deels behouden of waarborgen van functionaliteit van leefgebied is de aanleg van een dassentunnel met geleidende afrastering om de veilige bewegingsvrijheid van een lokale dassenpopulatie aan weerszijden van een drukke weg te bewerkstelligen.

Een voorbeeld van ecologische compensatie is de vervanging van een natuurwater dat voor woningbouw moet wijken, bijvoorbeeld met de aanleg van een nieuw water of verbetering van een bestaande in de omgeving. Als in het oorspronkelijke water bijvoorbeeld Grote modderkruipers leven, dan is in dit geval sprake van permanent habitatverlies voor deze soort. Als de modderkruipers in het nieuwe water kunnen leven en voortplanten, dan is er sprake van effectieve compensatie. In de praktijk worden vissen echter overgeheveld naar een naastliggende sloot, waarbij kritische vragen kunnen worden gesteld of hier daadwerkelijk sprake is van compensatie en over het vermengen van twee populaties in één water.

Een ander voorbeeld van ecologische compensatie, indien onder meer sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang, is het vervangen van leefgebied (inclusief broedplaats en foerageergebied) van een steenuil op een aangewezen ontwikkelingslocatie.

Foutief gebruik van de begrippen

Met onzorgvuldig of incorrect gebruik van deze begrippen kan de plank volledig mis worden geslagen, waardoor projecten aanzienlijk worden vertraagd, de mist in gaan of zelfs kunnen leiden tot faillissement van een initiatiefnemer. Een paar voorbeelden van incorrect gebruik zijn als volgt:

In een park van een grote stad is men voornemens het oude parkbos te vervangen met een moderne setting van gazons en paden met jonge boomplant. Echter, in het parkbos met een redelijk bosklimaat leven ruige dwergvleermuizen en spechten die afhankelijk zijn van oud bos. De ecologisch adviseur van de initiatiefnemer meent te kunnen mitigeren door nestkasten voor vleermuizen en spechten in de jonge boomaanplant te hangen. In dit geval is er geen sprake van mitigatie maar juist compensatie, omdat er vaste rust- en verblijfplaatsen in de vorm van oude holtebomen permanent verdwijnen die vervangen zouden moeten worden, het verlies aan oudbosklimaat even daargelaten. Compensatie is echter in dit geval een onmogelijke opgave, want oud bos kan niet worden vervangen. Omdat er gecompenseerd moet worden is aanvraag van ontheffing van de Flora- en faunawet verplicht, waarbij getoetst wordt aan drie gewichtige randvoorwaarden, namelijk: 1) zwaarwegend maatschappelijk belang, 2) geen alternatief en 3) kansrijke compensatie voor de betreffende natuurwaarden. Een lokale natuurorganisatie heeft in dit geval een rechtszaak aangespannen tegen de conclusies van het ecologisch advies.

Een ander voorbeeld is een klein stukje behouden cultuurlandschap in een dorp langs de Veluwe, waar een tweetal paren steenuilen broeden. De ecologisch adviseur van de initiatiefnemer die op het stuk land een villawijk wil realiseren, meent met het ophangen van een steenuilkast en de aanplant van een paar bomen en struiken op een boerenerf een kilometer verderop, aan de compensatieplicht te hebben voldaan. Echter, dit erf blijkt volgens een lokale natuurorganisatie al jaren door steenuilen te zijn bezet, wat in een contra-expertise-onderzoek wordt bevestigd. Omdat er twee broedparen in de verstorende invloedsfeer van de villawijk voor steenuilen liggen en het foerageergebied van tenminste één van de steenuilbroedparen grotendeels verdwijnt, wordt per saldo feitelijk niets gecompenseerd of – met een duur woord – gesaldeerd. In het ergste geval is er zelfs sprake van verlies van twee broedparen in en direct rond het dorp. Deze zaak kwam tot aan de Raad van State.

Conclusie

Kortom, in verband met het realiseren van plannen en projecten is het van groot belang om de probleem- en vraagstelling ten aanzien van natuurwaarden duidelijk te formuleren en daarbij de juiste begrippen voor het beschermen van natuurwaarden te hanteren. Alleen wanneer er effectief sprake is van ecologische mitigatie of compensatie ten aanzien van het behoud van natuurwaarden lokaal tot regionaal, kan of mag in principe ontheffing van de natuurwet- en regelgeving worden verleend.

Of er in de praktijk voor bepaalde natuurwaarden effectief compensatie (ex ante of ex post) wordt of kan worden uitgevoerd in een dicht bevolkt land als Nederland, en daarmee cumulatieve effecten of het ‘salami-effect’ voor bepaalde soorten wordt vermeden is een volgende cruciale vraag. Lees meer over dit spanningsveld.

 

Begin april trok Erwin van Maanen van EcoNatura samen met Koen Cuyten (samen van The Rewilding Foundation) naar Iran voor een spannende expeditie naar de woestijnregio Bashagard in het zuidenoosten van Iran, op zoek naar luipaarden en Aziatische zwarte beren. Deze reis was onderdeel van een tweetal natuurbeschermingsprojecten (meer info). De reis was succesvol en bracht interessante natuurwaarden aan het licht in een ecologisch onverkend gebied, waaronder de beide doelsoorten en de Westelijke bruine visuil, een uilensoort die vermoedelijke zeer zeldzaam ten westen van Pakistan voorkomt. Lees hier het reisverslag.

Na lange tijd blijkbaar weg te zijn geweest is op 4 mei j.l .voor het eerst sinds jaren weer een levende boommarter vastgelegd in het bosgebied direct benoorden Deventer-Diepenveen door de Projectgroep Marteronderzoek IJsselvallei.

De Projectgroep is sinds drie jaar aan de slag met het inventariseren van marterachtigen en andere roofdieren in de IJsselvallei, tot dusver aan beide zijden van de IJssel tussen Brummen en Olst. Er wordt ook ecologisch onderzoek naar deze dieren uitgevoerd, tevens onder de vlag van de Werkgroep Kleine Marterachtigen en de Werkgroep Boommarter Nederland, beiden onder de Zoogdiervereniging. Aanleiding van dit onderzoek was de vondst van een dode boommarter op de Raalterweg ten oosten van Diepenveen op 9 september 2009. Dit dier bleek genetisch verwant te zijn met de boommarters van de Veluwe.

Boommarter op 4 mei 2012 vastgelegd in een bos direct ten noorden van Diepenveen door Fokko Bilijam van de Projectgroep Marteronderzoek IJsselvallei.

De boommarter gefilmd benoorden Deventer door Fokko Bilijam op 4 mei 2012.

De boommarter kwam vorig eeuw waarschijnlijk gewoon maar zeer zeldzaam voor in de bossen rondom Deventer. In afgelopen decennia verdween de soort uit beeld in deze regio. Echter, een drietal betrouwbare waarnemingen van boommarters tussen Lankhorst en Nijendal is midden jaren ’90 gerapporteerd. De onlangs vastgestelde boommarter werd met een zogenoemde ‘cameraval’ gefilmd. In 2010 filmde de Projectgroep ook al boommarters in het bosgebied Oostermaet bij Lettele, zodat gevestigd voorkomen van deze soort in de gemeente Deventer met zekerheid kon worden vastgesteld. In de bossen direct bij Deventer werd al wel langer vermoedt dat er boommarters aanwezig zouden zijn, maar ze verschenen maar niet voor de camera’s. Verdrietig nieuws is tegelijkertijd dat er op 11 mei, op 1 km ten noorden van de plek waar de boommarter was gefilmd, een boommarter (een jong vrouwtje) sneuvelde door het verkeer. Deze bleek aan de hand van lichaamskenmerken echter niet hetzelfde dier te zijn. Heugelijk is dan ook dat er dus meer boommarters in het gebied aanwezig zijn. Nu weten we zeker dat ze er toch zijn. Verder onderzoek zal uitwijzen of er ook voortplanting plaatsvindt en hoe kolonisering en bezetting van de natuurterreinen verloopt.

Boommarters doen het momenteel redelijk goed in de verdere omgeving en verbreiden zich vanuit de bossen in de kleinschalige landschappen van de Achterhoek en Twenthe. Dat boommarters vanuit het westen op onverklaarbare wijze soms ook de oostkant van de IJssel kunnen bereiken, blijkt uit de genetisch geanalyseerde dode boommarter van de Raalterweg in 2009.

Met andere marterachtigen gaat het ook redelijk goed in de bossen rondom Deventer en verder in de IJsselvallei. Zo zijn er op verscheidene plaatsen nieuwe dassenburchten aangetroffen. Deze dieren zijn echter wel kwetsbaar voor het verkeer. De steenmarter komt op veel plaatsen voor en deelt plaatselijk ook het habitat van de boommarter. De otter is inmiddels ook aangezwommen vanuit een geherintroduceerde populatie, maar moet zich plaatselijk nog goed zien te vestigen, afhankelijk van geschikt habitat en het vinden van maatjes. Alleen met de kleine marterachtigen (bunzing, hermelijn en wezel) gaat het hoogstwaarschijnlijk niet goed en ook daar wordt aandacht aan besteed met ondersteuning van de natuurbeherende organisaties en financiële impuls van de Gemeente Deventer.

Erwin van Maanen en Fokko Bilijam
Projectgroep Marteronderzoek IJsselvallei

Het gaat waarschijnlijk niet goed met de kleine marterachtigen (bunzing, hermelijn en wezel) in Nederland en andere delen van Europa. Erwin van Maanen van EcoNatura heeft daarom samen met de Stichting Kleine Marters een onderzoek in gang gezet.
Luister naar het interview van Vroege Vogels met Erwin van Maanen over onderzoek naar de natuurbeschermingsstatus van deze kleine rovers.

De Crisis- en herstelwet leidt tot vernieuwing en versnelling van ruimtelijke ontwikkelingsprocessen. Dat blijkt uit de voortgangsrapportage 2011-2012 en de evaluatie die het kabinet naar het parlement heeft gestuurd.

Sinds de inwerkingtreding van de Crisis- en Herstelwet op 31 maart 2010 zijn in totaal (of worden binnenkort) 44 projecten aangewezen als experiment. Ook wordt bij 12 projecten gebruik gemaakt van het projectuitvoeringsbesluit dat zorgt voor een aanzienlijke versnelling van projecten en een impuls geeft aan ruimtelijke vernieuwing.

Experimenten leiden tot innovatie 

De experimenteerregeling voor innovatieve projecten in de Crisis- en herstelwet wordt enthousiast ontvangen. Het mogen afwijken van wettelijke regels die innovatie in de weg staan maakt de weg vrij voor projecten op velerlei terrein: bodemsanering, energiegebruik, tijdelijk ruimtegebruik, kleine windturbines, vrijheid bij particulier opdrachtgeverschap. Vooral gemeenten – en veel minder dan verwacht bedrijven – komen met voorstellen voor experimenten.

De Crisis- en herstelwet fungeert als hefboom bij vastgelopen stedelijke herstructureringsprojecten. Door een gebiedsontwikkelingsplan te maken kunnen gemeenten ingewikkelde projecten vlot trekken, komen partijen in beweging en ontstaan nieuwe oplossingen. Het bestuur krijgt meer doorzettingsmacht.

Duurzaamheid en innovatie

De Crisis en Herstelwet leidt tot vernieuwing en versnelling van ruimtelijke ontwikkelingsprocessen. Administratieve en bezwaarprocedures worden verkort en wetgeving wordt gestroomlijnd zodat projecten sneller uitgevoerd kunnen worden . Minister Schultz:”De wet biedt juist ook instrumenten om duurzame en innovatieve projecten van de grond te krijgen. Vooruitlopend op de ingrijpende herziening van het omgevingsrecht – de Omgevingswet -, biedt de Crisis- en herstelwet voor gemeenten en initiatiefnemers al veel mogelijkheden om projecten sneller en doeltreffender te laten verlopen. Kennis is essentieel, en daarom zet mijn ministerie in op kennisuitwisseling en voorlichting.”

Nieuwsarchief